Voorzetsels kun je onderverdelen in voorzetsels van tijd, van plaats en van beweging. Op deze pagina geven we van alle drie de soorten de meest voorkomende. Bij de voorzetsels die nogal eens voor verwarring zorgen geven we extra uitleg.
At – On – In
Tijd
At gebruik je bij specifieke tijden
We spreken bij de bios af – We meet at the movies
On gebruik je bij dagen en data
We laten op woensdag een tattoo zetten – We are getting a tattoo on wednesday
In gebruik je gedurende periodes:
We hebben een sneeuwballen gevecht gehouden in november – We have had a snowballfight in november.
Plaats
At gebruik je bij huisnummers en gebouwen
Hij staat vast bij de snoepwinkel – He is most likely at the candystore
On gebruik je bij wegen en oppervlaktes
Hij is hoogstwaarschijnlijk op de snelweg – He is most likely on the highway
In gebruik je bij steden, provincies, landen, continenten en in ruimtes
Hij is vast idn de studio aan het vloggen – He is probably vlogging at the studio
Prepositions of time – voorzetsels van tijd
Prepositions of place – voorzetsels van plaats
Prepositions of actie – voorzetsels van beweging
schreeuwen tegen
yell at
langs lopen
walk by
ruiken van een afstand
smelling from a distance
naar binnen lopen
walk into